Oostvaarders, oerossen en schaatskampioenen
De koude wind geselt de magere knokige ruggen die traag bewegend boven het mistige landschap uitsteken. Traag draaien de grazende oerossen hun tong om de laatste plukken halfbevroren veengras en snijden de stugge halmen met hun snijtanden af. Het is overleven in dit door mensen gecreëerde stukje natuur. Letterlijk. Meer dan een kwart van de beesten zal het eind van de winter niet halen. Wie niet sterk genoeg is en de kudde niet kan volgen legt het loodje. Kadavers, her en der verspreid, zijn stille getuigen van deze harde waarheid.
De zandgronden waren ooit diepten in de Zuiderzee, waar de machtige houten zeilschepen, de teruggekeerde Oostindiëvaarders, na een jarenlange reis voor anker gingen zonder de angst vast te komen zitten op een zandbank. Stranden in het zich van de haven werd zo voorkomen.
Spielplatz der Natür
Het is een door mensen gecreëerde ruigte, bedoeld voor grijze bedrijfsgebouwen en glastuinbouw. Waar parallel een brede vaart Amsterdam na inpoldering van de Markerwaard met het restant van het IJsselmeer moest verbinden. De zandgronden waren te arm voor akkerbouw, de grond bleef jaren braak liggen en de natuur nam het heft in handen. Lisdodden en wilgen, eenden, lepelaars en grauwe ganzen bleken slagvaardiger dan aarzelende projectontwikkelaars en provinciale bestuurders. Het levert het gebied het predikaat ‘natuurontwikkelingsgebied’ op. Een Spielplatz der Natür, maar anders dan dat meer in de bergen van Karinthië. Hoewel…
Het grote natuurijsloze tijdperk
Rond de tijd dat de eerste grazers verschijnen wordt het ene na het andere NK-marathon gereden. Ankeveen, met een ontketende Dolle Dries, Maasland, waar de finishstreep was verdwenen, Giethoorn, Ermerzand, weer Ankeveen. En dan…. een hele tijd niets. De namen van de laatste winnaars verstenen in de tijd. Gebeeldhouwd in zwart marmer. In dik natuurijs. Namen die met het verstrijken van de tijd aan karakter lijken te winnen, als een goede cognac. Lammert Huitema, Erik Hulzebosch, Yep Kramer, Bert Verduin. In twaalf NK-loze jaren veranderen ze van levende wezens in welhaast mythische figuren uit een ander tijdperk.
In die twaalf jaren groeit de wildpopulatie gestaag. De grazers aarden goed in het gebied, en op het oog lijken de beesten een met wat hun natuurlijke habitat is geworden. Het marathonschaatsen daarentegen raakt langzaamaan verwijderd van de oorsprong. Op natuurijs wordt alleen nog in het buitenland gekoerst en de greep van de commercie ontdoet de sport gaandeweg van haar authenticiteit. Professionalisering is het toverwoord.
De nieuwe helden
En ja, het niveau gaat omhoog. Op alle terreinen wordt winst geboekt, maar het ontgaat het publiek. Dat wil man tegen man-gevechten zien. Dat wil schaatsers zien strijden tegen de elementen, tegen elkaar, geen tussensprints voor klassementspunten of een finale met de twintig snelste sprinters met een geraffineerd ploegenspel. Het publiek haakt langzaam maar zeker af. Wat nodig is zijn ouderwetse koersen, met moderne, nieuwe helden. Wat nodig is zijn natuurijswinters en niet de druilerige verlengde herfstgetijden van het eerste decennium van de nieuwe eeuw.
De nieuwe helden komen er, al moet er wel een kleine revolutie binnen de schaatsbond voor plaatsvinden. Een versteende regel uit een verleden dat het iedere winter minstens 20 graden vroor bepaalde bijna pedant dat verschillende locaties hun ijsdikte op orde moesten hebben, waarop de KNSB de beste kandidaat uitkoos. Vanaf nu geldt ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Is de ijsdikte in orde en kun je de benodigde faciliteiten bieden, dan organiseer je het NK.
De knardijk schrikt wakker
Het zijn de ondiepe zandgronden van de Keersluisplas, het kleinste open water van de Oostvaardersplassen, waar het ijs dat jaar het meeste haast maakt om de vereiste 15 centimeter te bereiken. De nieuwe kunstmatige natuur van de Flevopolder wint het van de stokoude veenplassen van Ankeveen en de nog oudere Belterwijden.
De Knardijk, vernoemd naar een ondiepte in de Zuiderzee en tot 1967 de zeedijk van oostelijk Flevoland, is slechts sporadisch het domein van wandelaars, agrariërs en fanatieke wielrenners. Nog vaker komt er helemaal niemand op deze gedecideerde streep in het landschap, die de oerossen in het plassengebied scheidt van hun gedomesticeerde zwart- en roodbonte familieleden aan de oostelijke kant.
Maar op de vroege ochtend van 4 januari 2009 schrikt De Dijk wakker. In de ruimte tussen de plas en de dijk worden felle bouwlampen ontstoken. Vanuit de duisternis zien en horen de hongerige ossen en edelherten hoe kleumende standwerkers de stilte doorbreken met een bijna ontheiligend hamergeklop. Met zaag- en boorgeluiden, met het metalen geluid van honderden hekdelen die worden geplaatst. En nog voor ze klaar zijn doorsnijden tientallen lichten de nevel op de dijk. Auto’s, bestuurd door slaperige oudere mannen met ingevallen afgetrainde gezichten worden in een schuin patroon langs de dijk geparkeerd. De damp komt bij ieder gedempt gesproken woord of bij ieder kuchje uit de mond en in een stille processie lopen ze, met volle tassen op de rug richting een oude keet van Rijkswaterstaat. In de keet worden oude bekenden begroet, oude vijanden genegeerd en tegenstanders wantrouwig gemonsterd. Voor verhalen is het nog te vroeg.
Om stipt acht uur verdwijnt de drom van 110 schaatsers krassend de nevelige duisternis in. De Masters zijn onderweg en daveren zonder aarzeling in hoog tempo het zwarte, volmaakte ijs over. Voor scheuren geen angst, die zijn er vrijwel niet. Een goed uur later komt een eenzame reus met de armen omhoog uit de mist tevoorschijn. De verdiende beloning na vrijwel midden in de nacht het warme Brabantse bed te hebben verlaten.
De groep dames verdwijnt vervolgens op zijn beurt in de mist, om er na een kleine twee uur vrijwel zonder afvallers uit tevoorschijn te komen. De zwijgzame winnares past bij de omstandigheden. Haar overwinning is een heroische prelude op wat de rest van de dag te bieden heeft.
Nummer 24
Als de nevel optrekt kijken duizenden vanaf de dijk over de bevroren wereld uit. Het verlaten en door sneeuw en ijs gestolde gebied is opengebroken door een groot kleurig lint. Het stacatto van de speaker heeft uren geleden de wilde vogels al op de vlucht gejaagd. Het stuur van een cameramotor steekt in een wak boven het koude water uit. Het peloton is gebroken, de helft van de rijders kan de kudde niet volgen en doet niet meer mee. Voorin loopt de koorts op. Vluchters worden in volle galop door de meute teruggehaald en de groep davert op de streep af.
Voorbij de meet gaat de voorste rijder door de knieen. Eerst op één been, dan op beide benen schuift hij over het ijs, de armen naar de grijze hemel gestrekt. Met de punten van zijn schaatsen krast hij triomfantelijk een streep door het IJsloze Tijdperk.
De ossen onderbreken hun zoektocht naar de laatste grashalmen een enkel moment en de reeen spitsen kort de oren als het gejuich vanaf de Knardijk hen tegemoet galmt, voor het oplost in de ruimte van het Romijnsdiep. ‘s Avonds heeft het plassengebied de stilte weer hervonden, zich onbewust van de nieuwe schaatsheld die op de ondiepten van de Oostvaardersplassen geschiedenis schreef.
Tekst: Johan Boef
Titelfoto: Rob Hadders