– Schaatsverlangen –
‘Hou je niet van schaatsen?’ vroeg de man. Hij droeg een strakke zwarte broek en een klapperend jack. Op zijn hoofd stond een muts met daarop het woord Viking. Daaronder een stoppelbaard van een paar dagen oud. Ik had pas laat in de gaten dat hij eraan kwam. Bijna geruisloos met een mooie, rustige slag gleed hij over het ijs dat hier erg mooi was. Zwart en bijna geen scheuren. Hij reed heel anders dan mijn vader, die vooral heel veel kracht gebruikte. De man remde nadat hij mij gepasseerd was. We stonden nu naast elkaar. Het ijs zette zich een beetje onder ons gewicht, vanuit de slootkant klonk een bijna zingend geluid. De middag liep al op zijn eind. De lucht was helder en gevuld met mooie zachte kleuren. Er was bijna geen wind, de zon perste haar laatste stralen uit over de wereld. Misschien konden we volgende week op het kanaal had papa gezegd. Dan konden we helemaal naar Meerkerk schaatsen, of naar Arkel of zelfs helemaal naar Gorinchem. Alleen die boten, die bleven het ijs maar kapot varen.
Straks gingen we brood eten en dan snel naar de kerk. Het hele gezin in de auto, ik met mijn broertje in de kofferbak. Daarna een parkeerplek zoeken wat ’s avonds makkelijker was dan ’s morgens en dan rennen over het hard bevroren grindpad naar de deur waar de koster al klaar stond om hem af te sluiten voor de eredienst.
Ik vroeg me af hoe laat het was. Met mijn handen op mijn rug was ik op mijn schoenen over smalle slootjes richting deze wetering gegleden. In mijn hoofd droeg ik de schaatsen die de dagen daarvoor bijna onafgebroken aan mijn voeten hadden gezeten. Schaatsen, schaatsen en nog eens schaatsen. Elk stukje ijs in de polder was ontdekt. Hobbelig polderijs of zwarte spiegels. En ’s avonds nog even naar de ijsbaan waar het rook naar verse worst en chocolademelk. Er was ook muziek, waar normaal gesproken, thuis, de TV voor uit werd gezet. Volks, maar als er ijs lag, vervaagden grenzen, was alles anders, hoewel er natuurlijk altijd een basis bleef. Ook als het water bevroren was.
‘Wat zei dit eigenlijk over deze man? Het feit dat hij hier reed, op deze dag. Zijn stem klonk anders, stads. Hij rommelde wat aan zijn jasje en ondertussen keek hij me aan in afwachting van mijn antwoord.
‘Mwaah, niet echt’ en ik haalde onverschillig mijn schouders op.
‘Zonde’ zei de man, ‘Je weet niet wat je mist. Heerlijk ijs hier’.
Daarna zette hij aan om verder te glijden.
Ik keek hem heel lang na, totdat hij opging in de schemering, en gleed dan op mijn schoenen naar huis.
Joost-Jan Kool (rechts op de foto)