Te groot voor een servet, te klein voor een tafellaken
Begin jaren negentig maakte ik kennis met deze uitspraak. Toen ging het over mijn persoontje. Ik maakte mijn debuut als A-rijder na het seizoen ervoor met overmacht de B-competitie gewonnen te hebben. De verwachtingen bij de buitenwacht waren hooggespannen, ook bij mijzelf trouwens. Na een zomer hard trainen begon ik redelijk aan het seizoen. Maar in plaats van dat ik me iedere week verbeterde ging het met de week slechter. De journalist van de regionale krant had me het seizoen daarvoor de hemel in geprezen en ook bij de start van dit nieuwe seizoen was hij vol lof. Totdat ik ergens in november vroegtijdig ging douchen. Zelf had ik daar flink de balen van. Natuurlijk worstelde ik al weken met mezelf. Alles probeerde ik om maar zo goed mogelijk voor de dag te komen. Kleine aanpassingen aan de schaatsen, soms net even anders trainen doordeweeks om op zaterdag goed aan de start te staan, enzovoort. En wat deden al die zogenaamde kenner’s in mijn omgeving wel niet met de tong? Halve psychologen waren het. Na het afstappen, wat al hard bij me aankwam, volgde op de maandag een mokerslag. Wat stond er nu weer over me geschreven? ‘Wat weet die gast nu helemaal van marathonschaatsen?’ brieste ik tegen mijn vader. De hele zomer lig je krom over je stuur, spit je laag voorwaarts over ruiterpaden of reed je met die grafbakken van skeelers (want dat waren het begin jaren negentig) in de rondte en dan zie of hoor je hem niet! En nu? Ik zal nog eens tijd voor hem vrij maken!
Die gasten met een mening
In Utrecht zat ik vorige week geamuseerd naar de dames wedstrijd te kijken. Wat een niveau zeg, het lijkt wel of het nog steeds in de breedte sterker wordt. Natuurlijk gaat mijn aandacht uit naar de Utrechtse dames. Voorin wordt er regelmatig aan de boom geschud en achterin staat de deur dan ook open. Ze vliegen er met handenvol tegelijk uit. Bah, daar gaat ook een Utrechtse eraf. De kniehoek is helemaal weg en een korte prikslag doet het verschil met het peloton alleen maar groter worden. Ze blijft doorharken, de blonde haren dansen vrolijk onder haar helm, maar het gezicht vertoont een grimas. Een grimas die niet meer verdwijnt. Het peloton passeert en niet veel later is het klaar, ze komt omhoog en de schaatsen sturen naar buiten. Haar gezicht staat op onweer als ze de tribunes passeert. Het Utrechtse publiek kijkt haar vragend aan! Hoe kan dat, vorig jaar ging het ook al niet hé? Had je toen niet die blessure? Maar hoe kan dat nou, het jaar daarvoor was toch super in het Zesbanen toernooi? Je won toen toch veel en dan nu dit? Ja hoor, ze zijn er weer, die gasten die er een mening over hebben en al snel volgt de uitspraak “te groot voor het servet maar te klein voor het tafellaken”.
Vertrouwen houden
Ze zitten er ieder jaar weer tussen, in iedere categorie, van die rijders waaraan je bij de start van het seizoen ziet dat ze het moeilijk hebben. Die gaat het niet worden wordt er dan gezegd. En die zogenaamde kenners hebben het dan meestal ook bij het rechte eind. Maar het kan ook anders lopen. De schaatser heeft het zelf in de hand, in de zomer al, maar ook in de winter die volgt. De motor word in de zomer al geprogrammeerd. Deze moet kilometers kunnen draaien, daarna moet hij ook nog eens opgevoerd worden, dan nog wat stroomlijnen en tot slot nog uitbalanceren. Als dat allemaal in orde is dan moet er heel zuinig mee omgesprongen worden. De juiste brandstof moet er in en het gaspedaal mag zeker niet altijd op de bodemplaat gedrukt worden. De sporter moet vertrouwen hebben in de gedane arbeid, in de weg die wordt gevolgd. Uiteindelijk zal het geduld beloond worden. Want succes komt er vroeg of laat. Houd moed!
Arnold Gaasenbeek
Dit stuk verscheen eerder op marathonschaatsenutrecht.nl, dé site met alle ins en outs over het Utrechtste marathonschaatsen. Overgenomen met goedvinden van de auteur.